Inspi-ratie door Rudolf Steiner en onze voor-ouders

Door ons jarenlange werk met familie-opstellingen zijn wij ons er sterk van bewust hoe zeer onze voorouders met ons meeleven en op ons inwerken. Wij kiezen er dus ook bewust voor ons met hen verbonden te voelen en ons door hen bij onze activiteiten te laten inspireren.

Daarnaast voelen wij ons hierin gesterkt door de geschriften van b.v. Rudolf Steiner, van wie hier 2 citaten :

  • Men zou de huidige situatie van de mensen kunnen kenschetsen door te zeggen dat zijn ziel over het algemeen zeer nabij de geestelijke wereld is; maar de gedachten en vooral de gevoelens, die afkomstig zijn van de materialistische visie en materialistische gezindheid, hebben een sluier geweven over wat in feite tegenwoordig heel dicht bij de menselijke ziel staat.De samenhang van het fysieke bestaan op aarde – waarin de mens, ondanks vele lezingen, die een andere richting opgaan, met zijn gehele wezen staat -, de samenhang tussen dit materialistische aardebestaan en de geestelijke wereld kan door de mensen gevonden worden, als de mens probeert innerlijke, moedige (Duits: mutvolle) krachten te ontwikkelen, om niet alleen te begrijpen wat hij begrijpen kan door wat hij door zijn uiterlijke zintuigen waarneemt, maar ook te begrijpen wat onzichtbaar blijft, wat bovenzinnelijk blijft, waarmee men zich echter verenigen kan en het beleven kan, als men de innerlijke krachten van de ziel zo sterk aanwakkert, dat men merkt dat in deze innerlijke kracht van de ziel een bovenmenselijke geest meeleeft.Bron: Rudolf Steiner – GA 175 – Bausteine zu einer Erkenntnis des Mysteriums von Golgatha – Berlijn, 13 februari 1917 (bladzijde 35-36)

 

  • Degenen die door de poort van de dood zijn gegaan, willen meewerken aan de fysieke wereld. Deze medewerking is slechts schijnbaar een fysieke medewerking, want al het fysieke is slechts een uiterlijke uitdrukking van de geest.
    De materialistische tijd heeft de mensen van de wereld van de doden vervreemd; de geesteswetenschap moet de mensen weer met de wereld van de doden bekend maken. Een tijd moet weer komen, waar we het de doden niet onmogelijk maken om hun werk ook hier te doen voor de vergeestelijking van de fysieke wereld, doordat wij ons van hen vervreemden. Want de doden kunnen niet met de handen de dingen hier in de fysieke wereld aanpakken en rechtstreeks fysieke arbeid verrichten.
    Dat zou een onzinnig geloof zijn. De dode kan op geestelijke wijze handelen. Maar daarvoor moet hij de instrumenten gebruiken die beschikbaar zijn voor hem; daarvoor heeft hij het geestelijke nodig dat hier in de fysieke wereld leeft. We zijn niet alleen mensen, maar we zijn ook tegelijk instrumenten, de instrumenten voor de geesten die door de poort van de dood zijn gegaan. We gebruiken, zolang we in het fysieke lichaam geïncarneerd zijn, een pen of een hamer of een bijl; als we niet meer in een fysiek lichaam zijn, dan zijn onze instrumenten de menselijke zielen zelf.Bron: Rudolf Steiner – GA 175 – Bausteine zu einer Erkenntnis des Mysteriums von Golgatha – Berlijn, 6 maart 1917 (bladzijde 111-112)

terug naar boven